• Esther (Greek) 10
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
    • 4 En Mordechai zeide: Deze dingen zijn van God geschied.
    • 5 Want ik gedenk aan de droom, die ik van deze dingen gezien heb, want geen dezer is voorbijgegaan.
    • 6 De kleine fontein is een rivier geworden, en daar was licht, en een zon en veel water. Deze rivier is Esther, die de koning getrouwd en tot koningin gemaakt heeft.
    • 7 De twee draken nu zijn ik en Haman.
    • 8 En de heidenen die tezamen gekomen waren om de naam der Joden te verdelgen;
    • 9 En mijn volk is het volk van Israël, die tot God riepen en behouden zijn, en de Here heeft zijn volk behouden, en de Here heeft zijn volk verlost uit al deze ongevallen, en God heeft deze grote tekenen en wonderen gedaan, welke onder de heidenen niet geschied zijn.
    • 10 Daarom heeft hij twee loten gemaakt, het ene voor het volk Gods, en het andere voor al de heidenen.
    • 11 En deze twee loten zijn voor God gekomen op de ure en tijd en dag des gerichts, hetwelk onder alle heidenen is bestemd;
    • 12 En God is zijns volks gedachtig geworden, en heeft zijn erfdeel gerechtvaardigd.
    • 13 Daarom zullen deze dagen hun tot vierdagen zijn, in de maand Adar, op de veertiende dag der maand, met vergadering, en vreugde, en vrolijkheid voor God, door elk geslacht in eeuwigheid onder zijn volk.
  • World English Bible (web)
  • De ganse Heilige Schrift bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament, met de apocriefe (deuterocanonieke) boeken (statenvertalinga - 1)

    2021-01-28

    Dutch (nl)

    \qc Bijbel

    Dat is
    de ganse Heilige Schrift

    bevattende al de kanonieke boeken
    van hetT

    Oude en Nieuwe Testament

    door last van de hoog-mogende heren Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden en volgens het besluit van de synode nationaal gehouden te Dordrecht in de jaren 1618 en 1619 uit de oorspronkelijke talen in onze Nederlandse taal getrouwelijk overgezet.

    • Encoding: UTF-8
    • Direction: LTR
    • LCSH: Bible .Dutch Flemish
    • Distribution Abbreviation: DutSVVA

    License

    Public Domain

    Source (OSIS)

    https://github.com/Isidore-Guild/statenvertaling

    history_1.0
    (2021-01-28) Initial release, with strongs, deuterocanonicals and notes.
getBible.net Logo

Favourite Verse

You should select one of your favourite verses.

This verse in combination with your session key will be used to authenticate you in the future.

This is currently the active session key.

Should you have another session key from a previous session.
You can add it here to load your previous session.

Esther (Greek) 10:

Sharing the Word of God with the world.
  • Share Text
    ...
  • Share Link